Makkelijker declareren en meer ruimte voor innovatie, dat belooft het nieuwe Zorgprestatiemodel. Dbc’s verdwijnen en de DSM-diagnoses worden minder leidend. Gaan we dan meer buiten de hokjes denken? GZ-psycholoog Bas van Heycop ten Ham doet dit al door middel van transdiagnostiek. Hoe gaat dat in z'n werk?
Wie op dit moment in de forensische zorg (fz) of ggz zorg aanvraagt, heeft een DSM-diagnose nodig en vraagt op basis daarvan een diagnose-behandelcombinatie (dbc) aan. Dat is niet altijd handig, omdat een diagnose niet altijd zegt hoeveel zorg er nodig is. De ene persoon met een depressie of eetstoornis is misschien met een kort behandeltraject geholpen, de ander is jarenlang onder behandeling. Bovendien komt het vaak voor dat mensen meerdere aandoeningen hebben.
Het Zorgprestatiemodel moet daar verbetering in gaan brengen, hierbij gaan de dbc’s de deur uit en worden zorgprestaties gedeclareerd. Met een prestatie wordt in dit model een vorm van behandeling bedoeld: bijvoorbeeld een consult bij een bepaalde behandelaar of een overnachting in een kliniek. De bedoeling is dat hiermee de administratie eenvoudiger wordt en er in de behandeling meer ruimte is voor innovatie. De DSM hoeft niet meer zo leidend te zijn voor de behandeling. Dat geeft ruimte om voorbij labels te kijken, zoals bij een behandeling volgens een transdiagnostisch denkkader.
Onderliggende processen
Er zijn goede redenen om voor de behandeling verder te kijken dan de DSM-diagnose, vindt GZ-psycholoog Bas van Heycop Ten Ham. Sommige psychologische en medische behandelingen helpen namelijk bij meerdere aandoeningen, omdat deze onderliggende kwetsbaarheden of risicofactoren aanpakken. Hierdoor kun je mensen behandelen die met meerdere psychische aandoeningen kampen. “Bij zowel boulimia, anorexia of eetbuistoornissen vind je dezelfde instandhoudende factoren, zoals negatief zelfbeeld, perfectionisme en het overmatig waarderen van uiterlijk”, aldus Van Heycop Ten Ham. Uit hersenonderzoek blijkt ook dat dezelfde hersendelen betrokken zijn bij meerdere aandoeningen.
Een handjevol onderliggende processen veroorzaken de vele DSM-diagnoses
Deze onderliggende cognitieve processen worden transdiagnostische factoren genoemd en er zijn er maar een handvol die de meer dan driehonderd psychische stoornissen veroorzaken die de DSM rijk is. Transdiagnostisch betekent dan ook letterlijk: voorkomend bij meerdere stoornissen. Van Heycop ten Ham bracht in 2014 het boek Transdiagnostische factoren, theorie & praktijk uit, samen met collega’s Monique Hulsbergen en Ernst Bohlmeijer. Dit handboek beschrijft veertien transdiagnostische factoren die verantwoordelijk kunnen zijn voor verschillende aandoeningen. Denk aan bijvoorbeeld existentiële angst, verslavingsgedrag, perfectionisme of slaapstoornissen.
DSM als startpunt
Transdiagnostische factoren behandelen heeft voordelen. Wanneer je werkt aan deze onderliggende factoren en de behandeling niet toespitst op een specifieke diagnose, dan blijkt de behandeling nog steeds evengoed te werken én nemen comorbide stoornissen af.
Toch ervaart Van Heycop Ten Ham in de dagelijkse praktijk de diagnoses volgens de DSM niet als beperkend. De DSM is nog altijd het middel bij uitstek om mensen te diagnosticeren en hij ervaart ook dat er voordelen zijn bij het stellen van diagnoses. “DSM-diagnoses maken klachten vaak begrijpelijker. Soms helpt het mensen als ze een label krijgen, omdat ze daarmee meer afstand kunnen nemen van hun ziekte”, legt hij uit. “Dat ze zich naar voelen ligt bijvoorbeeld niet aan henzelf, maar aan de depressie.”
Behandeling transdiagnostische factoren
Voor de behandeling kijkt Van Heycop ten Ham vervolgens liever wat verder dan de diagnose, omdat de DSM volgens hem te veel is ingestoken vanuit de medische wetenschap. “In de geneeskunde is er vaak een oorzaak en een gevolg. Je hebt last van bepaalde symptomen en die ga je veranderen, of je zorgt dat mensen er minder hinder van ondervinden.” Maar bij psychologische aandoeningen is dit niet houdbaar, vermoedt hij: “In de psychiatrie zijn ziekten meer zoals het weer. Er zijn een heel aantal factoren die meespelen en een bepaald beeld veroorzaken.”
Bij een transdiagnostische behandeling kan de rol van de cliënt duidelijker en actiever worden
Wanneer je deze factoren behandelt, nemen ook andere stoornissen af en is er minder risico dat de cliënt een andere stoornis ontwikkelt. Van Heycop ten Ham licht toe: “Heeft iemand last van een negatief zelfbeeld of moeite met emotieregulatie? Kunnen we daaraan gaan werken? Er zijn behandelprotocollen die zo’n transdiagnostische factor behandelen, bijvoorbeeld voor zelfbeeld, emotieregulatie, cognitieve training adhd of executieve functies.”
Een ander mogelijk voordeel van een transdiagnostische behandeling is dat de rol van de cliënt duidelijker en actiever wordt, vermoedt Van Heycop ten Ham. Alleen weten dat je ziek bent, zet namelijk niet direct aan tot actie. “Bij een gebroken been lig je te wachten totdat het overgaat. Maar wanneer je bijvoorbeeld een negatief denkpatroon wil gaan aanpakken, of bij anorexia wil stoppen met diëten dan krijg je handvatten hoe je dit zelf kan trainen.” Hij kan zich dan ook voorstellen dat er in de toekomst minder gesproken gaat worden over diagnoses, maar meer over functiestoornissen: “We praten dan niet meer over een angststoornis of een depressie, maar zeggen dan bijvoorbeeld dat we moeilijk kunnen relativeren of last hebben van een verstoorde stemming.”
Over het Zorgprestatiemodel
Met ingang van 2022 zullen de ggz en fz zorgprestaties gaan declareren met het Zorgprestatiemodel. Meer weten hierover? Kijk op de website van het zorgprestatiemodel
Wil je met ons bespreken wat het nieuwe model kan betekenen voor de inzet van ehealth in je organisatie? Ga er vooral over in gesprek met je accountmanager, of neem contact met ons op